Gedeeltelijk houten huis in L-vorm
Zuiderhoofdstraat 137
Rijksmonument nummer: 39966
Dit houten huis in L-vorm grenst aan de Durgsloot met achtergelegen een vrijstaand houten pakhuis op rechthoekig grondplan. Het huis heeft een houten balustrade met pilasters en rozetten en een puntgevel met topguirlande en een ovaal kussenpaneel boven een gewijzigde pui van baksteen. Links opzij uitgeschulpte windveren. Het interieur van het huis is gewijzigd. Het op het achtererf gelegen pakhuis bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak, dat is gedekt met rode oud-Hollandse pannen. De begane grond bestaat uit een ongedeelde ruimte. Er is nog een aantal gebombeerde korbelen aanwezig. Het pakhuis had oorspronkelijk een invaar opening van waaruit boten hun lading konden lossen. Deze opening is thans nog aanwezig en wordt afgedekt door een houten luik. Op het pakhuis staat de naam vermeld: ‘de Grijze Olifant’. Zowel het woonhuis als het pakhuis dateren in oorsprong uit de zeventiende eeuw.
(Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
“Pa Jong had een advertentie gelezen, op de winkeldeur van de firma P. Groot in Krommenie. Bij die kruidenier kwam Pa wel eens, want ze verkochten daar lekkere oude kaas. Ze vroegen daar bij die zaak een jongste bediende voor hele dagen, en dat leek hem wel wat voor mij. Ik moest me daar dus “presenteren”, werd aangenomen, en kon op 9 mei beginnen, tegen een heel goed loon van fl. 16,- per week.
De firma bestond uit een oude baas, Piet Groot en z’n vrouw (zij was een zuster van de directeur van de Blikfabriek in Krommenie, de heer Stuurman). Ze waren allebei in de zestig. De man werkte meestal achter de schermen, hij liet z’n gezicht niet zo veel in de winkel zien. Mevrouw bediende de klanten, in de nog echt ouderwetse kruidenierswinkel. Allemaal bakken met mooi gepoetste messing randen, voor suiker, meel, zout, havermout, erwten, bonen, en alle soorten van grutterswaren, die in die tijd allemaal nog los te koop waren. Alles moest toen nog in meestal, puntzakjes, worden afgewogen, en netjes dicht gevouwen, en dat moest je eerst goed leren. Er was ook nog een jonge baas, die Piet-Hein Groot heette, hij hielp ook in de winkel en de bezorgwijken, samen met de eerste bediende, Siem Steijn, deze laatste was denk ik 45 jaar, de jonge baas ongeveer 40 jaar. Ook was er nog een heel aardig winkelmeisje, haar naam was Gre Aafjes, ongeveer 20 jaar”.
(Bron: Joop Groot: De Winkel van Piet-Hein Groot, Kroniek nr. 56, december 2019)
Pakhuis De Grijze Olifant staat aan de Durgsloot achter het monumentale pand Zuiderhoofdstraat no.137 te Krommenie. Voorheen was de kruidenierszaak van P .H. Groot hier gevestigd. Hoe komt dit pakhuis aan zo’n bijzondere naam?
Dit heeft alles te maken met het vroegere naastgelegen houten pand no.135, dat op 5 juli 1936 op zondagmiddag afbrandde. De oorzaak was kortsluiting tijdens het bereiden van ijs. Dit afgebrande pand, toentertijd een koek- en banketbakkerij en eigendom van L. H. Halbesma, was zeker 300 jaar oud. In dat zelfde jaar heeft Halbesma op dezelfde plaats een nieuw winkelhuis.met banketbakkerij laten bouwen (nu VBK, Verwarmingsbedrijf Krommenie).
We gaan even terug in de tijd. Het notulen en resolutieboek van Schout en Schepenen vermeldt op 14 maart 1739 een ‘Lijst van de koekebakkerijen’. We lezen dat Jacob de Grijs een koekebakkerij in het Noordeind ( Noorderhoofdstraat) heeft. Jacob de Grijs koopt op 29 april 1747 een huis en erf gelegen in de Kerkbuurt (nu Zuiderhoofdstraat) van Gerrit Harmsen, die hier een huishoudwinkel had, voor 865 gulden en verplaatst zijn bakkerij hierheen. Hij is in dit pand dus een voorganger van banketbakker Halbesma. Na de verhuizing moet Jacob de Grijs de oven van zijn bakkerij in het Noordend onklaar maken.Zo vestigde Jacob de Grijs zich in de Zuiderhoofdstraat.
Om zich te onderscheiden hingen winkeliers en ambachtslieden aan de gevel van hun pand soms een uithangbord met daarop afgebeld het symbool van hun beroep. Denkt u maar aan de gaper van een drogist of de kapperspaal. In het boek ‘Uithangtekens’ uit 1868 staat vermeld dat broodbakkers wel een bord uithingen met de tekst ‘Het gezegende Brood’ en dat een koekenbakker kiest voor een olifant op zijn uithangbord. Dat was soms ‘De Vergulde Olifant’ en vaker ‘De’Witte Olifant’. Waarschijnlijk was in die tijd de olifant het symbool van de vele specerijen uit het Oosten. Jacob de Grijs echter verkoos kennelijk zijn naam in het bord van zijn bakkerij te verwerken en sierde het op met ‘De Grijze Olifant’.
(Bron: Jelle van der Weide: Pakhuis De Grijze Olifant, Kroniek nr. 58, juni 2010)