Het pand is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van kleinschalige, deels in hout en deels in steen uitgevoerde 19e eeuwse bebouwing, waarvan het oorspronkelijke karakter goed bewaard is gebleven in hoofdvorm, materiaalgebruik en detaillering.
In stedenbouwkundig opzicht heeft het object een ensemblewaarde met de panden Spinderspad 6 en 8. Deze panden vormen de enig overgebleven authentieke bebouwing aan het Spinderspad, dat behoort tot een der oudste paden van Krommenie en waarvan de padstructuur behouden is gebleven.
In cultuurhistorisch opzicht is het geheel van belang als een oud buurtschapje in het centrum van Krommenie.
Dit in oorsprong dubbele woonhuis is gelegen aan de zuidzijde van het Spinderspad en werd omstreeks 1850 gebouwd. Spinderspad nr. 4 is als woning ingericht en nr. 2 als boekbinderij/restauratieatelier. De binderij heeft een goedjaarsend als uitbreiding. Enkele jaren geleden is het pand volledig gerestaureerd.
Het Spinderspad wordt al in de 17e eeuw vermeld. De naamgeving houdt waarschijnlijk verband met de spinnerijwerkzaamheden die werden uitgevoerd door de bewoners aan het pad. In 1698 kwam een van de huizen aan het pad in bezit van (spinner) Maarten Spinder.
Het pand is gebouwd op een rechthoekig grondplan, waarvan de lange zijde evenwijdig loopt aan het Spinderspad. Het bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een gebroken zadeldak, dat is gedekt met gesmoorde oud-Hollandse pannen. Een gemetselde schoorsteen staat in het achterdakvlak. Rechtsachter is een goedjaarsend uitgebouwd onder een lessenaardak, met eveneens gesmoorde oud-Hollandse pannen.
De voorgevel is opgetrokken in baksteen. Het metselwerk is uitgevoerd in halfsteensverband. Ter decoratie zijn gepleisterde horizontale banden aangebracht ter hoogte van de boven- en onderdorpels van de vensters. De aanzet- en sluitstenen van de strekken boven de vensters zijn eveneens gepleisterd, evenals de neggeblokjes halverwege de vensters. Langs de voorgevel loopt een heel lage, gepleisterde plint. Decoratieve muurankers sieren het gevelvlak. De voorgevel bevat vier schuifvensters zonder roedenverdeling. De vensters zijn geplaatst onder een strek en hebben een gepleisterde lekdorpel. Het gevelvlak wordt beëindigd met een geprofileerde gootlijst. In het dakvlak zijn drie dakramen aangebracht.
De zijgevels en de achtergevel zijn uitgevoerd met rabatdelen; de geveltoppen van de zijgevels hebben een verticaal aangebracht schot.
De linker zijgevel bevat op de begane grond rechts een deur in een eenvoudige omlijsting met een tandlijstje en een bovendorpel die rust op consoles. Links van de deur bevindt zich een klein venster. De geveltop bevat in het midden een schuifvenster. Rechts daarvan zijn, gekoppeld, twee liggende vensters aangebracht. Links van het schuifvenster bevindt zich een nagenoeg vierkant venster. Langs de dakrand loopt een eenvoudig geprofileerde windveer.
Tegen het grootste deel van de achtergevel is het goedjaarsend gebouwd. Rechts daarvan bevat het achtergevelvlak twee vensters met bovenlicht. De eenvoudige goot rust op smalle klossen.
De rechterzijgevel bevat op de begane grond links een brede paneeldeur. Rechts van de deur zitten twee vernieuwde vensters met een 4-ruits onderraam en een 2-ruits bovenlicht. In de geveltop is in het midden een deur geplaatst met daarboven een hijsbalk en ter weerszijden een 4-ruits venster. Langs de dakrand loopt een eenvoudig geprofileerde windveer.
Het interieur bevat geen beschermenswaardige onderdelen.