Deze foto’s zijn gemaakt tijdens de aanleg van de spoorbrug over de Nauernasche vaart in 1868. Links ziet u molen de Zwaan (sloop 1887 ), verder van links naar rechts de Weldrige Kersenboom (sloop 1887), de Blauwe Arend (sloop 1913), de Pulp (sloop 1875) en de nog aanwezige Woudaap.
De Zwaan werd gebouwd in 1649 als enkelwerks oliemolen. Op 16 september van dat jaar verkregen Engel Barentsz. Backer en Claes Jansz. Molenaer de windbrief voor hun nieuwe molen. Op 30 mei 1653 verkocht Claes Jansz. Molenaar zijn parten in De Zwaan aan Joost Cornelisz. voor fl. 1395,-. Deze transactie werd als volgt omschreven, “de geregte helft van seeckere oolijmolen, genaemt de Swan, staende opte Nieuwe vaert, beoosten Crommenie.” Niet lang na deze transactie werd De Zwaan leeg gesloopt en ingericht als hennepklopper. Op 6 augustus 1666 verkochten de voogden van de minderjarige kinderen van Engel Barentsz. Backer het volgende, “Een obligatie van fl. 450,-, als rest van gelijke somme, ontstaende uijt coop van de geregte helft van een Hennip cloppersmoolen, genaemt d’Swan, staende ende gelegen bij de Nieuwe Vaart.”
Het halve aandeel van De Zwaan was voor fl.900,- in bezit gekomen van de Wormerveerder zeilmaker Johannis Alewijnsz. Lieshout en de Krommenieër rolreder Pieter Jansz. Brouwer. Samen met Joost Cornelisz. hielden zij tezamen deze hennepklopper tot 1671 in bedrijf. Op 9 oktober van dat jaar verkochten Joost Cornelisz. en Johannis Lieshout hun aandelen in De Zwaan aan een tiental rolreders uit Krommenie. Zij zouden die dag ook het merendeel van de aandelen in de hennepkloppers De Witte Duif, De Weldragende Kersenboom en De Haan kopen. De verwerking van hennep tot touw en zeildoek is in het verleden een van de grootste industrieën van Krommenie geweest. Naast de 13 hennepkloppers waren er ook een groot aantal zeildoekwevers actief, dit waren doorgaans thuiswerkers. De eigenaren van de eerste hennepkloppers werken zelf met de molen en produceerden hun product in opdracht van de rolreders. De rolreders kochten de hennep in en lieten het op een van de molens beuken. Wanneer het product klaar was lieten zij het bij de thuiswevers tot zeildoek verwerken.
Dit zeildoek werd door de rolreders weer opgehaald en verkocht. Tot het midden van de zeventiende eeuw waren de rolreders afhankelijk van de hennepkloppers. De rolreders bezaten zelf geen molen. Dit betekende dat de molenaars van de hennepkloppers een monopolie positie bezaten. Halverwege de zeventiende eeuw sloten de Krommenieër rolreders een verbond. Met gezamenlijk kapitaal besloten zij om de aandelen van de moleneigenaars te kopen. De grootste transactie vond plaats op 9 oktober 1671, toen de gezamenlijke rolreders het merendeel van de aandelen in de hennepkloppers De Weldragende Kersenboom, De Zwaan, De Haan en De Witte Duif kochten. In de jaren die daarop volgden kwamen ook de andere molens in bezit van de gezamenlijke rolreders. Deze onderneming bleef tot 1865 bestaan en werd toen ontbonden. De 10 overgebleven aandeelhouders verdeelden de vijf resterende molens onder elkaar. Tegen het midden van de achttiende eeuw ging het wat minder goed met De Zwaan. Op 19 december 1739 verzochten de bestuurders van Krommenie om de verponding op de molen, de grondbelasting, te verlagen van fl.8,00, naar fl.6,00, omdat “het gebou door verval seer weijnig waert is, dewijle nog onlangs 3/32 in deselve sijn gecogt en getransporteert voor 10 gl. en derhalve wel reden soude wezen om wat te minderen in de lasten.” Op 27 mei 1761 werd De Zwaan tijdens een hevig onweer door de bliksem geraakt en brandde hij tot op de grond toe af. Tijdens deze bui werd ook de toren van de Westzaander kerk raak geslagen en beschadigd. De Zwaan werd herbouwd. De nieuwe molen was een vrij grote achtkante bovenkruier die voor zijn doen modern was ingericht. Over de verdere geschiedenis van De Zwaan is maar weinig bekend. De laatste eigenaar van de molen was de Krommenieër grutter Barend Aten. Samen met zijn broer Nicolaas Aten runde hij de grutterij De Nijverheid in de Zuiderhoofdstraat. In 1887 verkocht de firma Aten de molen aan de Engelse firma de Mij. tot levering van kunstmest aan Nederlandsche Landbouwers. Zij lieten de molen onttakelen en gebruikten de overgebleven romp en schuur als opslagplaats. Tijdens de onttakeling van de molen werd de bovenas niet netjes gestreken maar gedompt, waarna de as de zachte veenbodem in schoot. Enkele jaren later werd ook de romp van De Zwaan gesloopt, waarna slechts de molenschuur bleef staan. Deze schuur is omstreeks 1893 gekocht door Cornelis Verwer die kort daarvoor een blik- en vernisfabriek had opgericht. Later zou Verwer samen met nog twee andere blikfabrikanten fuseren tot de bekende Krommenieër blikfabriek Verblifa.
De schuur van De Zwaan werd later ingebouwd door de nieuwe bedrijfspanden van Verwer en is omstreeks 1920 gesloopt. Er wordt beweerd dat De Zwaan na de afbraak zou zijn verplaatst naar het Brabantse Vinkel. Het bouwjaar en de naam van de korenmolen aldaar komen inderdaad overeen met het verdwijnen van de Krommenieër Zwaan. Toch blijven er behoorlijk wat vraagtekens bij deze overplaatsing bestaan. In Windbrief nr. 97 schrijft J.S. Bakker dat de mogelijkheid bestaat dat de Vinkelse molen een uit Zuid Holland afkomstige watermolen is. Gezien de vlucht van 25,5 meter en de lange spruit lijkt dit inderdaad voor de hand liggend. Ondanks het feit dat De Zwaan groter was dan zijn collega hennepkloppers, zal hij nooit met een vlucht van meer dan 22 meter zijn uitgerust. Een ander punt dat de verplaatsing ontkracht is de gefaseerde sloop in Krommenie.