Kerk van Krommeniedijk
Krommeniedijk 182
Rijksmonument nummer: 39970
Op de plaats waar de huidige kerk staat hebben naar alle waarschijnlijkheid eerder drie kerkgebouwen gestaan. Voor de tweede en derde kerk zijn daarvan bewijzen.
In de achterliggende jaren heeft de Stichting Beheer Hervormde Kerk te Krommeniedijk zich ingespannen om gegevens te verzamelen over de eerste twee bedehuizen, met de bedoeling om de bevindingen te ‘vertalen’ naar afbeeldingen, zij het dat de uitkomsten door het verloren gaan van essentiële informatie tot stand zijn gekomen met een aantal aannamen. Dat geldt zeker voor de eerste (boerderij)kerk. Beide gebouwen dateren van vóór de Reformatie. Als startpunt van de Reformatie wordt traditioneel het jaar 1517 aangehouden, wanneer Maarten Luther zijn 95 stellingen bevestigt aan de deur van de slotkerk te Wittenberg .
Omdat de Sint Adelbertabdij van Egmond bij de verspreiding van het christelijke geloof ook in het noordelijke deel van de Zaanstreek een doorslaggevende rol heeft gehad, is geprobeerd daar gegevens over de eerste kapel van Krommeniedijk en de tweede kerk te vinden. Helaas zijn deze pogingen op niets uitgelopen. De Sint Adelbertabdij is de oudste abdij van Holland. Hij werd gesticht door Graaf Dirk I van Holland aan het begin van de 10e eeuw. De abdij ontwikkelde zich in de Middeleeuwen tot een belangrijk religieus en cultureel centrum in Holland. In 1573 werd de abdij op bevel van Willem van Oranje verwoest door de watergeuzen onder aanvoering van Diederik Sonoy. Als gevolg daarvan gingen belangrijke stukken over de vroegste geschiedenis van het kerkelijk leven in Krommeniedijk verloren.
Over de eerste kapel en de tweede kerk, is dus weinig meer bekend dan wat er in een document uit 1461 staat: “Matthijs Dirksz., seepzieder, aen Heer Hendrik of de Capeldienaar heeft gemaekt een gedeelte van de renten van een stuk lants (…), ten delen aan de Capelle van Crommeniedijk, ten delen aen den Priester en ten delen aen den armen besproken hebben (…). Dit geschiede int Jaer ons Heren Duizent vier hondert, een en sestig (…)”. Of dit stuk nu gaat over de eerste kapel of over de laatgotische kerk (zie hierna) is niet bekend.
Oer-IJ
Ruim tweeduizend jaar geleden lag er aan de kust van Noord-Holland een fascinerend landschap met strandwallen, kwelders, geulen en kreken. Het Oer-IJ stroomde er. Een machtige waterloop die het uiterlijk bepaalde van het hele kustgebied tussen Alkmaar, Haarlem en Amsterdam. Het was de meest noordelijke vertakking van de Rijn die via een delta ter hoogte van Castricum in de Noordzee uitmondde. In deze delta overleefden onze verre voorouders. Nadat, aan het begin van onze jaartelling, de monding van het Oer-IJ bij Castricum zich sloot, verzoette het achterliggende land en ontstonden enorm vruchtbare weidegronden waar zich talloze boeren vestigden.
Heel Noord-Holland stond onder invloed van de Zuiderzee. De bewoners in het Oer-IJ-gebied hadden zich in de voorgaande eeuwen teruggetrokken in de duinen en op de strandwallen. Het land in de voormalige delta was te nat geworden en er groeide overal veen. Stuivend duinzand dwong de kustbewoners echter op zoek te gaan naar andere gebieden. Vanaf de tiende eeuw zochten zij hun heil in de ontginning van veengebieden, zoals de Zaanstreek.
De eerste bewoners van onze streek waren veehouders. Zij ontgonnen het gebied door het te ontwateren met spui systemen.
Als bouwmateriaal voor de boerderijen werd het ter plaatse beschikbare materiaal toegepast. Riet voor de daken, wilgen- en elzenhout voor de wanden en klei voor afdichting. Voor de palen van de centrale (dragende) 2 palenrijen gebruikte men hout van bomen (eiken en beuken) die op de strandwallen groeiden.
De boeren in het veenweidegebied bouwden hun boerderij zelf. Zoals de Noord-Hollandse stolp steunt op de 4 stijlen van het vierkant, was de boerderij aan het begin van onze jaartelling opgetrokken vanuit 2 rijen palen waarop het gehele dak rustte. Evenwijdig aan de 2 rijen palen stonden de palen, die de buitenmuren vormden. De buitenmuren waren niet dragend. Een boerderij uit het jaar 1200 verschilde nauwelijks van een boerderij van 1000 jaar eerder.
Vanuit de parochiekerken op de strandwallen werd, in opdracht van de abt van de Sint Adelbertabdij in Egmond missionair werk verricht ten Oosten van de bedding van het Oer-IJ. Onder andere is bij opgravingen in Assendelft de fundering van een ‘stafbouwkerk’ (Scandinavische bouwstijl) uit het jaar 1000 blootgelegd. Zoals de eerste christenen in Rome voor hun erediensten gebruik maakten van beschikbare, grote gebouwen, gebeurde dat ook in onze streken. De boerderijen vormden de grootste gebouwen voor het houden van de eredienst. Het is niet bekend wanneer door priesters van de moederkerk uit het nabijgelegen Uitgeest, de kapel, gewijd aan de Heilige Petrus Banden, is gesticht. Aangenomen wordt, dat dit is gebeurd in het midden van de 13e eeuw. De bevolking in het gebied was sterk gegroeid nadat (in 1280), op last van Graaf Floris V, dijken werden aangelegd, waaronder de Westdijk.
Vóór de bouw van de kapel op de Crommeyerdyck bezochten de bewoners daarvan de kerk in Uitgeest. Dat was een flinke reis door weer en wind. Eerst de oversteek over het water van de Cromme Ye, dat toentertijd ongeveer 200 meter breed was, naar het verlengde van de Aagtendijk, nu de Lagendijk. Vervolgens een voettocht over die dijk, die in regenachtige tijden behoorlijk modderig kon zijn, naar de kerk in Uitgeest. Dat Krommeniedijk meer gericht was op Uitgeest dan op Krommenie blijkt uit het feit dat toen de Sint Nicolaaskapel in Krommenie zich in 1400 afscheidde van de moederkerk in Uitgeest, Krommeniedijk onder de parochie Uitgeest bleef vallen. Uit deze tijd (26 juni 1463) stamt ook een document waarin sprake is van “twee sluysen tot Wtgeest, die ene gelegen in Cromeniersdijck ende die andre bij de molen tot Wtgeest voersegt, welke sluysen tot dese dage toe bewonden hebben die kerckmeysters aldaer, ter kercke behoef”. De kerkmeesters uit Uitgeest bezaten dus de visrechten bij de sluis te Krommeniedijk.
Kapellen van Krommenie, Krommeniedijk en Busch en Dam werden na hun stichting nog geruime tijd bediend vanuit de moederkerk in Uitgeest. Communicanten van de kapellen in deze plaatsen werden (tot de zelfstandigheid) tot de moederkerk gerekend. Krommeniedijk had dus aanvankelijk geen eigen priester. In 1472 wordt nog vermeld dat de kapelaan uit Uitgeest op zon- en feestdagen de Heilige Mis las in de kapel van Krommeniedijk. Het is onbekend wanneer is begonnen met de bouw van een groter kerkgebouw. De boerderijen werden op terpen gebouwd. Het is aannemelijk dat de eerste kerk op de plaats stond, waar ook de volgende 3 kerken werden gebouwd.
Tachtigjarige Oorlog
Door de groeiende bevolking voldeed de boerderijkerk niet meer en werd een grotere kerk gebouwd. Aan de hand van meerdere aanwijzingen werd een schets gemaakt van die kerk. Het gebouw komt qua uitvoering overeen met de Nicolaaskerk van Krommenie. Hier predikte pastoor Cornelis Pieterszoon reeds vanaf 1520 zijn ‘hervormde’ geloof.
Lang heeft de grote kerk niet mogen bestaan, want tijdens de Tachtigjarige Oorlog is deze verwoest door de Spanjaarden (veelal Duitse en Waalse huurlingen).
Het waren spannende tijden aan het begin van de 80-jarige Oorlog (1568 – 1648). Van 21 augustus tot 8 oktober 1573 vond het Beleg van Alkmaar plaats. Nadat, op last van Willem van Oranje de dijken rond de stad waren doorgestoken trokken de Spaanse troepen zich terug. Alkmaar ontzet! Om het oprukken van Spaanse troepen te belemmeren, werden de Abdij van Egmond en het kasteel van Egmond in 1573 verwoest door de troepen van de geuzenleider Diederik Sonoy. Spaanse troepen, voornamelijk bestaande uit huurlingen, op weg naar de Slag op de Mookerheide (14 april 1574), trokken ook door onze streken. Op 19 februari 1574 belegerden Spaanse troepen uit Assendelft en Uitgeest de dorpen Krommenie en Krommeniedijk en verwoestten daar de huizen, kerken en molens.
Krommeniedijk was door bevriezing van de wateren rond het dorp voor de troepen over het ijs bereikbaar geworden. Veel dorpelingen verloren het leven tijdens de gevechten die slechts 3 uur duurden.
Op de ruïne van de verwoeste kerk werd van de bruikbare delen een aanzienlijk kleiner bedehuis gebouwd: de derde kerk.
Zowel Voorwoude als Uitgeesterwoude behoorden officieel tot Uitgeest, maar de bewoners kerkten op Krommeniedijk, omdat geen van de gehuchten een godshuis bezat. Bovendien moest, om in Uitgeest of Markenbinnen te komen, een breder water worden overgestoken dan de sloten van de Woudpolder.
Haast letterlijk uit de as van de vorige kerk, verrees een nieuwe. Dit kerkgebouw was echter veel kleiner dan het vorige. Wellicht was geldgebrek een reden, of het feit dat de kerk inmiddels met twee afsplitsingen te maken had gekregen. De bewoners van Krommeniehorn, of ‘De Horn’ (het gehucht dat nu het oostelijk deel van het dorp vormt, van de Indijk tot de Uitweg) behoorden tot de parochie van Krommenie. Pas in 1875 is Krommeniehorn kerkelijk (wat de hervormde kerk betreft) bij Krommeniedijk gekomen. De bewoners van Voorwoude en Uitgeesterwoude, buurtschappen in de Krommenieër Woudpolder, kerkten wel in Krommeniedijk.
Op 12 december 1747 werd die kerk tijdens een zware storm zodanig beschadigd, dat men besloot een nieuwe kerk te bouwen. Bijna 7 jaar nadat een zware storm de kerk zodanig had beschadigd dat veilig ‘kerken’ niet meer mogelijk was, werd in 1754, onder leiding van Frederik Bak, definitief besloten tot de bouw van een nieuwe kerk. Op 20 januari 1755 werd begonnen met de afbraak van de oude kerk, waarna op 26 mei 1755 de eerste steen werd gelegd door Cornelis Bak.
Op 17 september 1755 (!) werd de inwijdingsdienst geleid door Ds Lambert Twisker, de eerste predikant.
De huidige kerk is opgetrokken in laat-renaissancestijl en heeft drie aanbouwen: aan de zuidzijde de consistoriekamer en aan de noordzijde de stookruimte en het vroegere kerkportaal (oostelijke aanbouw) dat nu ook dienst doet als ‘rolstoelingang’. Aan de zijkant van dit portaal bevindt zich het ‘dodemanspoortje’. Vroeger werd deze deur gebruikt bij begrafenissen. Het stoffelijk overschot ging via de hoofdingang de kerk in en werd daarna, via het dodemanspoortje, naar de begraafplaats gedragen. De huidige ingang van de kerk, aan de westzijde, is in 1942 aangebracht. Binnen, onder het houten tongewelf, ontbreken de trekbalken. De dakconstructie heeft de vorm van een omgekeerd schip. Dit is wellicht een verwijzing naar de vroegere scheepsbouw in Krommeniedijk.
Voor de film De Aanslag (Fons Rademakers, 1986), naar het gelijknamige boek van Harry Mulisch (1982), zijn in en om het kerkgebouw van Krommeniedijk opnames gemaakt. En de kerk, het kerkterrein en een deel van Krommeniedijk hebben in de zomer van 2011 het decor gevormd voor de derde aflevering van de VPRO-kinderserie Doctor Cheezy. De penningmeester van de Stichting Beheer Hervormde Kerk te Krommeniedijk figureerde hierin als ‘man die op de bus wacht’. Deze kerk heeft vermoedelijk tevens de eer de locatie te zijn van het eerste publiekelijke optreden van Aafje Heynis, op 29 augustus 1943.
Orgel
Net als de kerk van Krommeniedijk is ook het orgel opgenomen in het register van beschermde monumenten. Het was oorspronkelijk een huis(kabinet)orgel – gebouwd in de eerste helft van de negentiende eeuw – dat rond 1860 als kerkorgel in Assen in gebruik genomen is. Vermoedelijk heeft het orgel ooit dienst gedaan in Sappemeer, waarna het rond 1920 terecht kwam in het kerkgebouw van de Vereniging tot Evangelisatie in Wormer (waarschijnlijk in 1917, met de bouw van deze kerk aan de Dorpsstraat 28 te Wormer). Daar werd in 1962 door Flentrop Orgelbouw te Zaandam het huidige front aangebracht. Dit vlakke drieledige front vertoont geen eenheid van stijl; het heeft gotische spitsbogen, een renaissance tympaan, Louis XIV urnen en empire rozetten. Elk deel heeft zeven pijpen, waarvan de labia vanuit het midden oplopen, en is omlijst door spitsbogen en lijsten, elk voorzien van een kleine console. Tussen de spitsbogen bevinden zich twee catouches en op de hoeken twee halve cartouches, die doen denken aan wapenschilden. De kap bestond oorspronkelijk slechts uit een enkel versterkt ojiefprofiel aan de voorzijde en beide zijkanten. Het geheel wordt bekroond door een geschilderd tympaan, onderbroken door een vaas.
In 1962 is dit geheel vervangen door een vijfdelige zware versterkte kroonlijst met daarop een geprofileerd tympaan, eveneens onderbroken door een vaas. De kas wordt geflankeerd door rijk gesneden S-voluten uit bladranken en rozetten op vierkante basementen in het midden voorzien van een rozet, die door een verkeerde kleurverdeling slecht als zodanig is te herkennen. De onderkast, die aan beide zijden van het front uitsteekt, bestaat uit drie verdiepte panelen links en rechts voorzien van een urn waarop een draperie en omgeven door acaciatakken. Aan de bovenzijde is het voorzien van een ohiefprofiel. Het middelste paneel is versierd met schalmeien, acaciataken en de tekst van Psalm 150: “Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp! Looft Hem met de trommel en de fluit; looft Hem met snarenspel en orgel! Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid!”
Toen in 1964 de Vereniging tot Evangelisatie in Wormer werd opgeheven, is het orgel in het daarop volgende jaar naar de kerk van Krommeniedijk overgebracht. Daar werd voor die tijd gebruik gemaakt van een harmonium, dat in 1908 in de kerk was geplaatst. Op 7 juni van dat jaar werd het instrument feestelijk ingewijd door de heer H.W. Flentrop, met medewerking van een violist en een zangeres. Organist was toentertijd de heer K. Molenaar, die op 30 mei 1937 door dominee Boeke gehuldigd werd vanwege zijn 30-jarig jubileum als organist te Krommeniedijk. Dominee Boeke meldt in zijn boek Krommeniedijk en zijn kerk dat, voordat het harmonium in de kerk kwam, Dirk Max daar reeds een kwart eeuw als voorzanger fungeerde. Dirk Max was de vader van de veerman, die bij Molletjesveer reizigers (waaronder dominee Boeke, die in Knollendam woonde) overzette. In de loop der tijd is het orgel uitgebreid met het pijpwerk van de Holpijp 8′ en de Fluit 4′. De laatste restauratie aan het instrument, door Flentrop Orgelbouw, heeft plaatsgevonden in 2010. De windlade en balg (magazijnbalg met één schepbalg) zijn achttiende-eeuws, net als de eikenhouten deuren van de boven- en onderkas aan de achterzijde en het paneel met de lessenaar. De overige kasdelen zijn van grenenhout. De cancelindeling van de lade is: aan de beide uiteinden C-c respectievelijk Cis-cis, met de grootste pijp middenin, daartussen d-f3 chromatisch. De oudste pijpen bevinden zich in de volgende registers: Prestant 8′, Holpijp 8′ (houten pijpen) en Quint 2 2/3′. De Prestant 8′ is voor de tonen C-Fis gecombineerd met de Holpijp 8′, G-h staan in het front, de discant staat op de lade. De Salicet 4′ bestaat uit negentiende-eeuws pijpwerk met spitslabia. Pijpwerk uit begin twintigste-eeuw is te vinden in Holpijp 8′ (metalen pijpen), Fluit 4′ en Gemshoorn 2′. De toonhoogte is A=440 Hz, de omvang manuaal C-f3 en het instrument heeft een pedaalklavier met achttien toetsen C-f.
Architectuur
Het zaalkerkje is opgetrokken in laat-renaissancestijl en heeft drie uitpandige elementen: aan de zuidzijde de consistoriekamer, en aan de noordzijde de stookruimte (westelijke aanbouw) en het vroegere kerkportaal (oostelijke aanbouw) dat tevens dienst doet als ‘rolstoelingang’. Aan de zijkant van dit portaal bevindt zich het ‘dodemanspoortje’. Vroeger werd deze deur gebruikt bij begrafenissen. Het stoffelijk overschot ging via de hoofdingang de kerk in en werd daarna, via het dodemanspoortje, naar de begraafplaats gedragen. De huidige ingang van de kerk, aan de westzijde, is in 1942 aangebracht.
Het muurwerk is opgetrokken in een handvorm veldovensteen van 23 x 4 (10 lagen = 50 cm). Het voegwerk is platvol uitgevoerd met een dagstreep. De muren zijn versterkt door steunberen met ingezwenkte buitenlijn en doorbroken door grote rondboogvensters. Het zadeldak wordt in het oosten afgesloten door een puntgevel met een fronton en rococo-aanzetkrullen van natuursteen. De afgeknotte puntgevel aan de westkant heeft eveneens aanzetkrullen in rococostijl. De lage puntgevels van beide noordelijke aanbouwen prijken topbekroningen met een schelpvulling en rococo-aanzetkrulen van natuursteen, terwijl de korfboogingangen verlevendigd zijn door natuurstenen blokken. Het dakvlak is gedekt met verglaasde en gesmoorde Oudhollandse pannen, die met panhaken windvast zijn bevestigd. Desalniettemin zijn er tevens ijzeren bouwstaalmatten over de bedekking aangebracht, om het afwaaien van pannen te voorkomen. En niet voor niets. Jacob Brasser weet nog dat het op 1 maart 1949 zo hevig stormde, dat van alle huizen op het dorp vele dakpannen gewaaid waren. Ook de pandekking op de kerk, die tijdens de restauratie van 1942 was aangebracht, werd gehavend.
Binnen, onder het houten tongewelf, ontbreken de trekbalken. De dakconstructie heeft de vorm van een omgekeerd schip. Dit is wellicht een verwijzing naar de vroegere scheepsbouw op Krommeniedijk. Het gewelf is blauw, volgens dominee Boeke was dat ‘als zinnebeeld van Gods wijde hemelwoning’.
Kerktoren
Zoals bij veel kerkgebouwen is de toren eigendom van de burgerlijke gemeente (hier van de Gemeente Zaanstad, waartoe Krommeniedijk officieel behoort). Tijdens de Franse bezetting, aan het begin van de negentiende eeuw, zijn veel kerkelijke eigendommen door de staat in beslag genomen. De meeste van die bezittingen zijn na die periode weer teruggegeven, behalve de torens, die als communicatiepunt werden gebruikt.
In de toren bevindt zich het (elektrische) uurwerk van de torenklok. De luidklok in de toren werd in de Tweede Wereldoorlog, in 1943, door handlangers van de bezetter gestolen om te worden omgesmolten tot wapentuig. In 1951 is een nieuw gegoten klok in de toren gehangen. De oude klok had als jaartal 1628 en droeg de tekst: “Gebr. van Bergen te Midwolde maakten mij”.
De nieuwe klok is door dezelfde klokkengieter vervaardigd en is voorzien van de volgende tekst:
“Van Bergen.
De oude klok ging in tijd van krijgsgeweld te loor.
Moge mijn stem het kerkvolk roepen de jaren, d’eeuwen door.
Krommeniedijk 1951”.
Bovenin de westgevel bevindt zich de toren met op de spits een koperen haan. Het gebruik om een haan op de kerktoren te plaatsten, is vermoedelijk afkomstig uit Italië. Daar werd volgens de overlevering in 820 in Brescia de eerste torenhaan voor dit doel gegoten. De keuze voor een haan is te verklaren met aan dit dier toebedeelde eigenschappen, zoals het kraaien als de zon opkomt. Hierdoor is de haan een teken van waakzaamheid en een nieuw begin (wederopstanding). Hij roept net als de kerk op tot een wakker geloof en herinnert de gelovigen eraan te bljiven geloven (Mattheüs 26:34). Bovendien heeft de haan een herdersfunctie; hij waakt over zijn kippen en kraait als er gevaar dreigt. Tot slot wordt wel eens gegrapt dat als er geen haan op de toren zou staan, er geen kip in de kerk zou komen.
In 1913 bleek de spits zo vervallen te zijn, dat deze wegens instortingsgevaar gesloopt werd (hoewel volgens sommigen de spits er op een keer afgewaaid is). Omdat er niet onmiddellijk geld beschikbaar was voor een nieuwe spits, heeft de kerk tot in 1923 een stompe toren gehad.
In de jaren twintig stonden de Krommeniedijkers voor de volgende keuze: of een geasfalteerde dorpsweg of een nieuwe toren. Ze kozen voor het eerste, maar gelukkig is er ook een nieuwe spits gekomen. Op 13 maart 1923 werd in de Schager Courant aangekondigd dat D. de Leeuw Wz. uit Sint Maartensbrug de kerktoren van Krommeniedijk zou gaan bouwen.
De kerktoren is als hoogste punt van Krommeniedijk de plaats waar gevlagd wordt. Tegenwoordig plaatst een ambtenaar van de Gemeente Zaanstad op officiële feestdagen de Nederlandse vlag op de kerk.
Krommenieër Kroniek 6, 12 en 31 besteden aandacht aan de kerk en zijn in te zien bij het HGC.
Voor meer informatie over activiteiten, bezichtigingen, evenementen, bereikbaarheid en openingstijden etc. kunt u contact opnemen met:
Stichting Beheer Hervormde Kerk
Krommeniedijk 182
1562 GT Krommenie