Interview met Piet Keuris, oud medewerker van het Gemeentelijk Gasbedrijf Krommenie
door Rein Wasscher
Op 11 juli 2001 bezocht ik Piet, een rustige ingetogen man, die op 2 april 1951 bij het Gemeentelijk Gasbedrijf in dienst kwam en nu geniet van zijn welverdiende pensioen. Met veel geestdrift vertelde hij zijn verhaal. Het was voor mij moeilijk het gesprek te sturen: bijna in één adem vertelde hij over het werk, zijn collega’s en de moeilijke omstandigheden waaronder soms gewerkt moest worden.
Piet, afkomstig uit de Noordkop, Anna Paulowna, kreeg een tip van een medewerker van het gasbedrijf en meldde zich bij zijn toekomstige chef de heer Klaas Kuiper; directeur Hordijk erbij. Piet wilde graag bij het gasbedrijf werken. Piet stelde de vraag, “Kan ik vanmiddag al beginnen?” Nou dat was niet nodig, morgen laarzen mee nemen en je komt zes weken op proef.
In die tijd speelden de eerste uitbreidingsplannen in Krommenie, plan de Bomenbuurt. Piet werd als West-Fries goed door zijn toenmalige collega’s opgevangen. Het werk was zwaar, onderling hadden zij een goede sfeer. Van machinale hulpmiddelen zoals tegenwoordig, was nog geen sprake, alles werd met de hand uitgevoerd. De aan te leggen gietijzeren buizen wogen zwaar en van ARBO had men in die tijd nog niet gehoord. Het grondwater werd met de hand weggepompt, met een zogenaamde katten-kop-pomp.
Allerlei werkzaamheden moesten worden opgepakt, de ombouw van de gasverlichting naar geëlektrificeerde verlichting, het onderhouden van de gasverwarming in de gemeentelijke gebouwen, de scholen. Het maken van nieuwe aansluitingen en het oplossen van klachten, lekkages en storingen bij gebruikers.
Ook in die tijd waren opleidingen erg belangrijk: met succes volgde Piet opleidingen aan de avondschool. Het stadsgas wat toentertijd werd gedistribueerd was erg gevaarlijk, onzichtbaar, giftig. De koolmonoxide in het gas belemmerde het transport van zuurstof in het bloed.
De gereedschappen waren van de eeuw daarvoor, toen het gas voor het eerst gedistribueerd werd. Bij onderhoud of uitbreiding kwam het gas vrij en moest er in gewerkt worden, hoofdpijn was het gevolg. Ter compensatie moest je melk drinken, waardoor de giftige stoffen het lichaam sneller verlieten.
In 1952 werd de dorpssloot langs de Lange Heit tot de eerste brug in Assendelft gedempt, tot boer Bloedjes. Nieuwe leidingen moesten er gelegd worden: 250 mm gietijzeren leidingen met een gewicht van ruim 350 kg per deel. De verbindingen werd uitgevoerd met de zogenaamde lood-striktouw-verbinding. Met de hand en met driepoot takels werd de leiding gelegd. De verbindingen gestrikt, met lood dichtgeslagen. Bekend was daarbij de loodpot. Met wat cokes werd deze pot verwarmd: er werd lood vloeibaar gemaakt, een band van klei om de verbinding, daar werd het lood ingegoten, met speciale beitels werd het lood in de verbinding gedreven.
Stadsgas wat door de leidingen stroomt is van zichzelf vochtig, condenseert op de binnenkant van de leidingen. Ook lekte er grondwater door de verbindingen. Dit maakte het toentertijd noodzakelijk dat de leidingen op afschot werden gelegd, op de diepste punten plaatste men een sifonpot. Wekelijks, soms vaker, moest hier het water uitgepompt worden, dat waren karakteristieke beelden: de man met de koperen pomp in de straten. Veelal kwam de jeugd hierop af; zij wilden ook wel even pompen. Ouderen zullen zich dit zeker herinneren. Het uitkomende water stonk enorm.
Tijdens koude winters ontstonden er problemen: sneeuw en ijs bemoeilijkten het sifonpompen. Juist in die tijd was het gasverbruik groot, de kans bestond dat het water in de leidingen bevroor. Eén van de grootste problemen in de winterperiode waren de gashouders, die jaren het beeld van Krommenie hebben bepaald. Deze zogenaamde natte gashouders, het water waar de kuip mee gevuld was, waar de segmenten van de gashouders in dreven, moesten in de winter verwarmd worden. Bij strenge vorst moest er dag en nacht hard gestookt worden om het water ijsvrij te houden. Dit lukte niet altijd, dan moest met bijlen en pikhouwelen het ijs verwijderd worden. Dit gebeurde dan op 10 meter hoogte, bij een striemende oostenwind, met temperaturen van ruim tien graden onder nul. Dit, terwijl de stalen loopplaten glad van ijs en water waren.
De gashouders dienden als voorraadvat om het wisselende gasverbruik op te vangen. Moderne regelingen waren er niet: het gas werd ingekocht bij de Hoogovens, op basis van ervaringscijfers werd bepaald hoeveel gas er in voorraad werd gehouden. Op vaste tijden werd het verbruik gecontroleerd en de inkoop, door middel van het openen of sluiten van een afsluiter geregeld. Een enkele keer ging dit mis, dan stond de gashouder te laag, of het gas ontsnapte via het waterslot van de gashouder, waardoor de buurt ging bellen vanwege het borrelende geluid en de stank.
De grootste verbruiker was in die tijd de Verblifa met zijn moffelovens. Op maandag hield men rekening met wasdag: de nacht ervoor werden de gashouders extra gevuld. Het gemoedelijke Krommeniese Gasbedrijf ging op in een samenwerkingsverband van de gasbedrijven in de regio, het Gasbedrijf Zaanstreek-Waterland. Met de komst van het aardgas in 1968 en later het opgaan in grotere verbanden, veranderde er veel bij het oorspronkelijke gasbedrijf. Nu heet onze energieleverancier Nuon en het eind is nog niet in zicht. Het loket aan het Weiver is weg; nu is er een callcenter in Amsterdam.
Piet werd wel het kleine gasmannetje uit Krommenie genoemd.
Het gasleidingnet verouderde, op sommige plaatsen was er onvoldoende druk, dit ook vanwege de toename van het aantal aansluitingen. Halverwege Assendelft aan de Lange Heit stond een blower. Het oude hokje staat er nog. In de winter van 1963 zijn er vele koude uren doorgebracht, om te zorgen dat de druk op peil bleef. Bakker Jongejans op de Zuid was hen daar dankbaar voor. Veelal kwamen dezelfde medewerkers bij de klanten aan de deur en ontstond er een band: men kende elkaar.
Ook was er aan het gasbedrijf een fijne keuken verbonden; jaren gaven eerst de zusters en later mevr. Brouwer, hier kookles voor de fijne keuken. Vele dames zullen zich dat nog herinneren. Ook de buurt en medewerkers van het gasbedrijf mochten wel eens van de hapjes, gebakken koekjes genieten. Men deed er alles aan om het gebruik van gas te promoten. “Kookt op gas” stond op de gevel en op vervoermiddelen.
Als er een feestdag was in Krommenie, zorgde Piet er bij weer en bij wind voor, dat op 35 meter hoogte het rood-wit-blauw wapperde, een gevaarlijke onderneming. De laatste meters waren een verticale trap, menigeen durfde die trap niet op.
Piet vindt het niet erg dat hij met niet meer werkt, hij geniet van zijn welverdiende pensioen.
Dit artikel is verschenen in Kroniek 19, 2000.