Het zeildoekloodje
door Jan Emmerig
Een zeildoekloodje: “Waar diende dit voor?” Om hierin enige duidelijkheid te brengen volgt een beknopte beschrijving omtrent het doel en oorsprong van dit zeildoekloodje.
Meer dan drie eeuwen was Krommenie de bakermat van de zeildoekindustrie. Reeds in de 16e eeuw was hier al sprake van een kleinschalige huisindustrie.
In de 17e eeuw kwam dit door de komst van hennepklopmolens tot een grote industriële ontwikkeling.
Een vijftiental molens beukte de hennepstelen tot een product dat na enige bewerkingen het materiaal opleverde waaruit garen gesponnen en het zeildoek geweven werd. Het vervaardigde doek werd door de fabrikanten (rolreders genoemd) als rollen in de handel gebracht.
Voor het bepalen van de lengte werd de Crommenieër el gebruikt. Daar deze maat afweek van andere ellenmaten als bijvoorbeeld de Amsterdamse el en het doek na aanmaak circa 3% kromp was er regelmatig sprake van meningsverschil en processen omtrent de geleverde lengte van het zeildoek.
Om hieraan een einde te maken werd door het Bannebestuur in 1656 een door hen beëdigde rolmeter aangesteld.
Deze rolmeter had tot taak om de door de thuiswevers vervaardigde rollen doek te meten en de voor verkoop afgemeten rollengtes te controleren. Na meting werd de voor verkoop bedoelde rol doek door de rolmeter of zijn assistent van een gewaarmerkt loodje voorzien.
Op dit loodje werd de lengte van het doek in Nederlandse ellen aangegeven, voorts wie de rolreder was en uit welke plaats afkomstig. Aan de ommezijde van het loodje waren het Krommenieër gemeentewapen en de kosten van de meting (belasting) aangebracht. Het waarmerkloodje dat middels een aangebracht gat aan een contraloodje gekoppeld werd diende met kracht aan het einde van de rol zeildoek vastgemaakt te worden.
De akte waarin de meting, het loodje en de sancties bij niet nakomen van deze controleverplichting vermeld worden, werd opgemaakt 12 februari 1656.
De afkondiging van bovenstaande vond plaats diezelfde dag op de trap van het Raadhuis van Krommenie.
De gegevens hierover worden vermeld in het Resolusi Boeck B van Crommenie en Crommeniedijck 1656.
Zijn artikel is verschenen in Kroniek 34, 2004.