Bakkers/bakkerijen in Krommenie
door Jan Schots
Al zo lang als ons dorp bestaat wordt er brood gebakken. Eerst bakte ieder nog zijn eigen brood en omstreeks 1500 begonnen beroepen als broodbakker, koekenbakker, beschuitbakker en wafelbakkers te ontstaan. Deze drie laatste typen zijn opgegaan in wat wij nu onze brood- koek- en banketbakkers zijn gaan noemen. Wie waren zij en wat valt er over te vertellen.
Bakkers
Broodventers in Krommenie, met trekhond. Honderden bakkers zijn er in ons dorp werkzaam geweest, dus is het onmogelijk ze allen hier te noemen. Wij hebben van de laatste 250 jaar enige perioden genomen waarvan wij de namen hebben kunnen achterhalen. Veel meer dan dat zij in ons dorp hebben geleefd en gewerkt als broodleverancier is er over de individuele bakker van vroeger niet te zeggen. Hier en daar een aanduiding waaruit blijkt dat zij bijvoorbeeld ook het beroep als boer uitoefenden. Wel zijn enige feiten die in de loop der tijd te maken hebben gehad met deze beroepsgroep in dit artikel opgenomen. Hoe deze mensen inhoudelijk het vak hebben uitgeoefend, daarop willen wij later nog eens terugkomen.
Het meel
Op 15 juni 1439 gaf Margaretha van Bourgondiën, als Gravinne van Holland, Zeeland en Vrouw van Westvriesland, aan den Heer Gerard van Poelgeest, Gouverneur van Haare Duitsche Goederen vrijheid om hier eene Koorenmoolen te bouwen, waar de ingezetenen deezer Bannen hun Kooren moesten laaten maalen. Dit was de korenmolen de Ruyter in de Molenbuurt te Zaandam (aldus Adriaan Loosjes).
Het tarwe- en roggemeel moesten de Krommenieër bakkers in die tijd dus betrekken uit Zaandam, de enige plek in de omgeving waar graan gemalen mocht worden tegen een door de overheid vastgesteld bedrag en de zgn. broodaccijns. In de loop van de 16e eeuw kon men ook in Wormerveer terecht.
Uit een protocol van notaris Philipus van der Stengh blijkt dat Jacob IJsbrants in 1604 toestemming vraagt om een meelmolen aan de Heiligeweg te mogen bouwen.
Toen in 1605 de eerste uitvoering van meelmolen de Palmboom was geplaatst “tusschen Crommenije en Crommenerdijck op den Heyligen Wegh” betrokken de Krommenieër bakkers waarschijnlijk hier hun meel van. Het maalloon werd door de Regenten van Crommenie en Crommenieërdijck vastgesteld en bedroeg in 1642 1 stuiver en 12 penningen voor een zak rogge. Door de eeuwen heen zal dit wel zo zijn gebleven want in een vergadering in 1806 wordt besloten door de gemeentebesturen van Krommenie en Krommeniedijk dat het maalloon van de meelmolen van Jacob Duijn zal worden verhoogd.
Waar de bakkers ook mee te maken hadden was brand. Er werd altijd met vuur gewerkt en dat ging ook wel eens verkeerd. Om dit risico af te dekken, sloten diverse Zaanse bakkers zich aaneen om het risico van brand met elkaar te kunnen delen. Het zgn. brandcontract. In 1834 bijvoorbeeld lezen wij dat de volgende bakkers uit Krommenie zich hebben aangesloten bij zo’n Zaans brandcontract t.w.: A. Verdam, P.v.d. Wart, S. Witkamp, J.K. Groot D. Tadix en de Gebroeders Koster.
Wat opvalt is dat er zoveel bakkers waren op zo’n betrekkelijke kleine bevolking. Als wij het verpondingsboek van 1742 bekijken vinden we daar 16 broodbakkers, 2 koekenbakkers en 2 wafelbakkers. Krommenie met Krommeniedijk telde toen 2916 inwoners.
Aan het Zuidend (in onze tijd ongeveer de Zuiderhoofdstraat) werkten één koekenbakker – en 4 broodbakkers t.w. Johannes van Daelhof de koekenbakker, Dirk Harmens Bakker, Jan Dirksz Bakker, Jacob Claes Groot en Gerbrant Janse Molenaar. Op het Weiver wonen twee wafelbakkers Cornelisz Jans en Claes Schenk, in de N. Kerkbuurt vinden wij Huijbert Sijmonzs Backer als broodbakker die tevens boer is met 8 koeien. Ook heeft hij nog 2 dienstbodes in huis. Op de Heiligeweg waren er twee broodbakkers die tevens het beroep van boer uitoefenden, dat waren Harmen Claes Groot en Gerrit Harmense. De eerste had 2 en de ander 3 koeien ter beschikking, terwijl je op het Mad de broodbakker Jan Hendriksz Backer had. Verder naar het noorden van ons dorp, op het Noordend, waren gevestigd: Jacob de Grijs koekenbakker, Josef Engels broodbakker/boer en Jacob Waagmeester,alweer een broodbakker. Bij de Vlusch aangekomen vinden we Hendrik Pietersz Visser, broodbakker. Krommeniehorn heeft de broodbakkers Claes Tijse Heijnes en Jan Rol en Krommeniedijk Reijnier Wijtvis en Zeger Hendrik Zomer en op nr 113 woont een “broodbakster” n.l. de Weduwe Barbertje Maartens.
1628
Vanaf 8 dec. gold voor de Zaan de Amsterdamse broodkeur. Later volgden de bakkers van Krommenie en Krommeniedijk de “broodzetting” van de stad Haarlem om zich omstreeks 1725 weer naar de Amsterdamsche keur te richten. De overheid bemoeide zich met het broodbakken middels een zettingslijst. Met zo’n zetting werd bepaald wat de maximum prijs en gewicht van de diverse broodsoorten moest zijn.
(Uit: Krommeniedijk en zijn Kerk door Ds Boeke).
1727
Een keur uit Krommenie schrijft voor dat de deuvekaters (duivekaters) zo zwaar moeten zijn als de schoot wittebrood, hetzij dan één, twee of drie schoten wegend. (Schoot of schootje was vroeger de eenheid van het broodgewicht en stond gelijk met 250 gram)
(Uit: de Zaanstreek door Mr. D. Vis).
1734
14 bakkers te Krommenie en Krommeniedijk vinden dat er genoeg bakkerijen zijn en kopen een collega uit. Zij tekenen een contract, allen met hun naam voluit. Hieruit blijkt dat acht ondertekenaars ook werkelijk “Bakker” heten. Bakkers, die hun klanten “op het beste vat” onthaalden, mochten dit alleen doen met bier, pijpen en tabak. Geen tractatie van wijn, eten, thee, koffie of brandewijn. En alles maar éénmaal per jaar. Denk er om, als een klant in het krijt staat: de collega’s waarschuwen. Oud brood mag niet goedkoper worden verkocht of weggeven dan alleen aan de armmeester van de eigen kerk.
(Uit: In de Gecroonde Duyvekater).
1743
Blijkens een verzoek om vermindering van het tarief voor wekelijks schoorsteen vegen, voorkomend in Resolutieboek E op 16 febr. 1743 blijken er in Krommenie 14 bakkers te zijn op een inwonertal van ca. 2900.
1752
De bakkers kwamen dagelijks aan de deur; ook zij hadden zich in hun nering aan bepaalde regels te houden, de klanten moesten behoorlijke waar voor hun geld krijgen. Een vernieuwde keur op het broodbakken luidt: Alles moet naar het Amsterdams gewicht geleverd worden. De rogge broden van 12 of 6 pond, witte-, tarwe- en grof brood in hun volle gewicht; alle duyvekaters soo swaer, als de schoot wittebrood; de tarwebollen en soogenaemde masteleijne (brood uit mengsel van tarwe en rogge) of andere, hoe genaamd ook van 1; 1,5; 2; 2,5 of 3 pond en sulcx niet tussen beyde.
( Uit: Krommeniedijk en zijn Kerk, Ds. Boeke).
1774
In een ordonantie wordt gezegd dat: “niemand de broodwegers in hun dienst zal mogen molesteren, injurieeren veel min eenige kwade woorden geven of toespreecken of enige resistentie gebruycken.” Voor al het brood dat te licht werd bevonden werd de bakker bestraft met 42 stuivers boete werd het brood bovendien voor de wezen bestemd. Ook het oudbakken- en kantbrood ging naar hen toe.
( Uit: Krommeniedijk en zijn Kerk Ds Boeke).
1788
Ter gelegenheid van de 40e verjaardag van Erf-Stadhouder Prins Willem de Vijfde werd in Krommenie op 8 maart een luisterrijke optocht gehouden. Hoewel de Zaanstreek overwegend Patriottisch was, was er ook een minderheid, de Prinsgezinde stroming. In deze optocht liepen in ieder geval de volgende (prinsgezinde) bakkers bazen en bakkers knegs mee t.w.:
Bakkers Bazen: Hendrik Ashoff, Klaas Kuiper, Heertje Waagmeester, IJsbrandt Noltus
Bakkers Knegs: Albert Klaas Oudt, Jan Bus, Jacob Lohuizen, Jan Bakker en Hendrik Boshuizen.
1789
De bakkers van Krommenie stellen weer de “Haarlemse” zetting in die 5% zwaarder baksel verlangde. De bakkers werden door de broodwegers bekeurd en verzochten daarom H.H. Staten weer naar Amsterdams gewicht brood te mogen maken, evenals de andere Zaanse collega’s dat deden.
1806
In een vergadering van de besturen van Krommenie en Krommeniedijk wordt besloten om het maalloon van de meelmolen van Jacob Duijn ( waarschijnlijk wordt hier de Palmboom mee bedoeld) te verhogen. Van deze molen betrokken de bakkers van (toen nog) beide gemeenten hun meel.
(Uit: Krommeniedijk door Ds Boeke).
1847
In de nacht van 7 april om 2 uur brak er tijdens mooi en rustig weer een enorme alles verwoestende brand uit in de molen de Palmboom, na deze brand verwierf Toon Bakker van Willem Dingenumsz Avis, de vorige eigenaar die ook een bakkerij bezat, het ledige erf en liet een nieuwe achtkante meelmolen bouwen, die hij in 1887 verkocht aan J. Terra.
(Kroniek nr 8).
1855
29 mei: Te Krommenie verbrandt des nachts om half vier op Pinksterdrie de bakkerij van Cornelis Voorn aan het Zuideind 18 en de Manufacturenwinkel van Bertels. Een 17 jarige dochter van Voorn kwam in de vlammen om. De Krommenieër kermis werd daarom gestaakt.
(Uit: Tweeling in de Ban).
In 1855 werd ook de “broodaccijns” afgeschaft en kwam de handel in meel vrij en verviel voor de bakker de noodzaak zelf graan in te slaan en het te laten vermalen. Enige jaren later was het al gewoon om het meel van de in 1860 gebouwde stoommeelfabriek van Wessanen en Laan te betrekken. Onze eigen meelmolen de Palmboom kon de concurrentie niet meer bij benen en stopte in 1913.
(Uit: De Windbrief 1983 van de Ver. Zaansche Molen).
1881
28 febr. Broodbakkerij van R. Wernke, Zuiderhoofdstraat 69 verbrand alsmede een deel van het kaaspakhuis van Jb. Schots.
(Uit: Tweeling in de Ban).
1903
3 juni: Coöp. Werkmanskracht besteed de bouw aan van een bakkerij aan de Wilhelminastraat. De firma Schenk uit Zaandijk bouwt de bakkerij voor fl. 4385,- en komt medio augustus in bedrijf. Chef van de bakkerij werd P. Krijgsman!!
( Uit: 100 jaar Coöperatie).
1913
Jan Terra molenaar van de meelmolen de Palmboom stopt de productie wegens concurrentie van de meelfabrieken.
(Kroniek nr 8). Bakkers: Hart, Siem de Roo, Willem Nielen, Willem Molenaar, Cor Woudt, Tinus Buntsma, Henk Berkhout, Jan Neelen en Piet van ’t Veer
1936
Op 5 juli is er een flinke brand bij bakkerij Halbesma aan de Zuiderhoofdstraat.
(Uit: de Krommenieër).
1951
De Gemeente Krommenie, eigenaar van het plaatselijk Gasbedrijf levert tegen een zeer gereduceerd tarief gas aan uitsluitend de broodbakkers. Betalen de gewone consumenten tussen de 10 en 12 ct. per M3 de broodbakkers betalen slechts 6,5 ct per m3.
(Uit: de Krommenieër).
Uit de volkstelling die in 1829 werd gehouden hebben wij de volgende bakkers kunnen traceren:
Krommenie telde toen ongeveer 2400 inwoners en had 12 broodbakkers en 2 Koekbakkers t.w.:
Willem Vos 50 jaar Broodbakker Zuideind 18
Cornelis de Vries 25 jaar Mr. Broodbakker Zuideind 86
Hendrikus Haanraadt 24 jaar Mr. Koekenbakker Zuideind 92
Sijtze Witkamp 38 jaar Mr. Broodbakker Zuideind 98
Peter v.d. Wart 56 jaar Mr. Broodbakker Zuiderkerkbuurt 176
Jan Evert van Exter 46 jaar Mr. Broodbakker Heiligeweg 188
Harko Doornbosch 37 jaar Mr. Broodbakker Heiligeweg 194
Gerrit de Boer 46 jaar Mr. Broodbakker Heiligeweg 204
Jan Huijg 46 jaar Koekenbakker Heiligeweg 221
Willem Avis 25 jaar Mr. Broodbakker Noorderkerkbuurt 297
Frans Voorn 42 jaar Mr. Broodbakker Noordeinde 364
Cornelis Koel 53 jaar Mr. Broodbakker Vlusch 399
Frederik de Wit 55 jaar Mr. Broodbakker Den Horn 420 (nu: Krommeniedijk)
Adriaan Dekker 25 jaar Broodbakker Krommeniedijk 13
Op 1 januari 1882 telde Krommenie 2577 zielen en waren er 19 brood- en koekbakkers t.w.:
W. Bus, Jb. Emmerich, P. Emmerich, J. van Harlingen, K. van Harlingen, K. de Jong Hz., P. Lammens, C. Mantjes, G. Mooy, G. Mulder, Cr. Oudejans, Cs. Oudejans, L. Peereboom, T. Schotte, H. Stolp, H. Stuffers, Jb. Verwer, F. Voorn en G. Wernke
We zien dat het aantal inwoners nauwelijks stijgt maar dat het aantal bakkerijen toch weer met 5 is toegenomen.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw deed zich een nieuw fenomeen voor. Omstreeks 1870 zien wij dat in de grote steden de broodfabrieken beginnen op te komen en dat door Amsterdamse fabrieken in de gehele Zaanstreek brood wordt afgezet. In 1886 begon Verkade in Zaandam ook al een broodfabriek.
Toch vestigden zich telkens weer nieuwe bakkers. Getuige het volgende voorval.
Hoewel eigenlijk gelegen in Assendelft, rekenen wij het gebied vanaf het Vlietsend tot de Provincialeweg als het gebied Krommenie. Het is n.l. dat op 13 december 1899 Johannes Dingemans Fil‚ voor fl. 500.- een perceel bouwterrein koopt van Pieter Mantel deel uitmakende het noordelijkste gedeelte van de gemeente Assendelft, sectie A. Hij wil hier een bakkerij op vestigen, hetgeen is toegestaan. Een servituut bepaalde echter dat op die grond nimmer een herberg, tapperij, bierhuis of koffiehuis mocht worden uitgeoefend. Dit is echter wel te begrijpen aangezien Mantel een dergelijke bedrijf zelf exploiteerde op de hoek van wat nu de kruising Vlietsend/Provincialeweg is.
Broodbakkerij van Coöperatie Werkmanskracht. Ook in Krommenie begon men met op grootschaliger wijze brood te bakken. In 1903 werd de bakkerij van de Coöperatie Werkmanskracht opgericht aan de Wilhelminastraat. Nadat in 1925 deze bakkerij met een tweede oven was uitgerust werd de capaciteit verdrievoudigd. Het brood werd dagelijks uitgevent op handkarren. Zo deden ook de zelfstandige bakkers, eerst bakken daarna zelf uitventen.
Omstreeks 1910 was er op het Vlietsend ook nog een grossier in koloniale- en bakkerswaren, de Firma Dral en Groot die gevestigd was in de steeg achter wat nu de fietsenwinkel van Visbeek is. Overigens op de plaats van deze winkel was in die tijd de bakkerij van Frans Voorn gevestigd die beroemd om zijn schootjesbrood. Een paar huizen verder in zuidelijke richting was er ook nog een bakker: Aart Smit geheten.
Wat kostte een bakkerij in 1913:
In een door notaris M.J. Keizer verleden acte lezen we dat op 16 april 1913 broodbakker Jan Dirk Koeter heeft verkocht een woon- en winkelhuis met bakkerij, schuur en erf aan de Heiligeweg aan Jacobus Bakker, bakker te Krommenie voor de prijs van f 6000 met als bijzondere bepaling, dat hij, Jan Dirk Koeter, de komende twintig jaar geen bakkersbedrijf meer mocht uitoefenen.
In een gesprek met de heer N.A. Krijgsman (87) zoon van de oprichter van Bakkerij Krijgsman vertelde deze, dat zijn vader zijn eerste bakkerij had gevestigd op het H.D. Arinkplein 2 in het pand de Groene Weide (later was hier IJssalon van de Broek gevestigd) De heer P.Krijgsman was al als bakker werkzaam geweest in Krommeniedijk en bij Evert Woud aan de Zuiderhoofdstraat. In 1903 vroeg het bestuur van de pas opgerichte bakkerij van de Coöperatie Werkmanskracht hem, bij hun te komen werken als chef bakkerij. Op een zeker moment ontstond bij hem de behoefte om voor zichzelf te beginnen. Het was toen midden in de eerste Wereldoorlog , 1916 om precies te zijn, dat hij met zijn oom, de heer Luyting de bakkerij Krijgsman & Luijting opende aan het H.D. Arinkplein.
In die tijd waren alle levensmiddelen op de bon. Zo ook het meel waamee gewerkt moest worden. Via collega’s kon hij zich (clandestien) wat bonnen aanschaffen om toch een toewijzing meel te verkrijgen teneinde een begin met het broodbakken te kunnen maken. Na een moeizaam begin kwam het toch zover dat hij op een zeker moment alleen verder kon. Het was toen inmiddels 1926 geworden.
In dat jaar vestigde hij zich op de Zuiderhoofdstraat 6 als Bakkerij Krijgsman, pal naast de daar al aanwezige bakkerij Deen op nr. 8 Tot aan het begin van de dertiger jaren verliep alles goed. Zelfs de buurman (Deen) vroeg op een zeker ogenblik of hij ook het brood van Krijgsman in zijn winkel mocht verkopen, want dan kon hij zijn eigen bakkerij aan de kant doen.
Een pikant detail in de Krommenieër broodhistorie is het feit dat er in januari 1929 een kleine rel uitbrak tussen de Coöperatie en alle overige bakkers van Krommenie. Het feit dat de Coöperatie aan zijn leden een dividend uitkering deed op basis van afgenomen goederen, betekende ook dat er op een bepaalde manier korting werd gegeven op de broodprijs. De particuliere bakkers vonden dit een vorm van oneerlijke concurrentie. We moeten wel bedenken dat in deze tijd de gemiddelde broodprijs ca. 14 cent bedroeg en elke cent meer of minder op de broodprijs winst of verlies van omzet betekende.
De crisistijd in de dertiger jaren was voor niemand een goede tijd, ook niet voor de middenstand. Minder geld bij de klanten zorgt er nu eenmaal ook voor dat er minder geld besteed kan worden bij bijvoorbeeld de bakker. Brood kon men in de regel nog net kopen, maar wat extra’s zoals koek en gebak was voor de meeste klanten een te dure aangelegenheid geworden. Omdat Krijgsman hele lekkere “sprits kransen” kon maken, probeerde men deze waren aan derden buiten Krommenie te verkopen.
De heer N. Krijgsman reisde het halve land af. In 1935 ontstond de mogelijkheid om deze koeken te verkopen aan een grossier (Smeding) in Friesland. Deze gaf in eerste instantie een dermate grote order op, dat de heer Krijgsman eigenlijk moest zeggen, dat hij zo’n grote partij niet in een keer kon leveren. Overeengekomen werd, dat er dagelijks een partijtje spritsen mocht worden afgeleverd. Tot aller tevredenheid werd er, totdat de 2e wereldoorlog uitbrak, op die manier geleverd.
De tweede wereldoorlog gaf, zoals bekend, eveneens weer grote problemen op het gebied van de grondstoffen levering. Al in juni 1940 gingen brood en bloem weer op de bon, wat betekende dat de winkelier in zijn avonduren weer bonnen diende op te plakken op grote vellen en ze naar het Centraal Distributiekantoor moest opsturen. Slechts een toewijzing van meel om brood te bakken werd gegeven, zodat de hele koekenhandel stil kwam te liggen. Na 1945 is het Friesland verhaal ook niet meer op gang gekomen. Men ging weer over tot het normale winkelen en uitventen van brood.
Na de oorlog zien wij een teruggang van het aantal zelfstandige bakkers ondanks de stijging van het aantal inwoners tot zo’n kleine zevenduizend in de vijftiger jaren. Waren er omstreeks 1920 nog 19 bakkers op de ca. 6000 inwoners, in 1950 telden wij nog maar 12 broodbakkers, 1 koude bakker en 4 banketbakkers op ruim 7000 inwoners.
Als wij in de vijftiger jaren tijd Krommenie doorwandelen dan vinden wij om te beginnen op de toenmalige grens van Assendelft en Krommenie de bakkerij van Jelle Butterman die de zaak van Modder had overgenomen. Verder op het Vlietsend 41 brood- en banketbakkerij G. Mooij en even over de Zuiderbrug op Zuiderhoofdstraat 6, de nu nog bestaande winkel van bakkerij Krijgsman. De bakkerij bevindt zich echter op het Weiver. Ook op het Weiver zit op nr. 88 bakkerij Kerssens die in 1938 de bakkerij van Lafargue heeft voortgezet. Omstreeks 1962 zijn ze naar de Zuiderhoofdstraat gegaan na eerst op nr. 87 gewinkeld te hebben is deze bakkerij in de tachtiger jaren naar de overkant op nr.58 terecht gekomen. Op de Wilhelminastraat is de in 1903 opgerichte bakkerij van de Coöperatie nog actief. Deze zal in de zestiger verdwijnen.Weer op de Zuiderhoofdstraat aangekomen vinden we opnr. 79 de bakkerij van Evert Woud. Aan dezelfde kant en vijftig meter voorbij de ingang naar de Badhuislaan is de banketbakkerij Halbesma. In 1936 heeft hier een brand gewoed die het oude pand, waar in vroeger tijd ook bakkerij van Harlingen gewerkt had, totaal verwoest heeft. Op de Heiligeweg zitten twee bakkersbedrijven bij elkaar. De brood – en banketbakkerij van Stam en de banketbakkerij van voorheen de Dames Mooij waar in de vijftiger jaren S. van der Stoop zich vestigde.
De Noorderhoofdstraat: op nr. 32 de banketbakkerij van Gerrit Jan Woud en op nr. 85 de koude bakker C.Krijgsman. Voorbij de Parklaan had tegenover de Oud-Katholieke Kerk de heer H.Lok op nr. 136 zijn bedrijf. Voor hem was na de oorlog van Diepen een paar jaar actief en daarvoor, vanaf het begin van de dertiger jaren, had H. de Jong hier de scepter gezwaaid. Inmiddels zijn we bij Alle de Wit gekomen die de voormalige bakkerij van Guurtje Bus had overgenomen. Een paar huizen verder, op nr 169 bakt sinds 1932 Jac. Bartels zijn broden en en zijn boter-allerhande. Voor hem was P. Spil in deze bakkerij gevestigd. Geen bakker zijnde maar onontbeerlijk voor deze mensen was de meelhandel van Dekker aan het eind van het Kruispad. Menig bakker werd door hen voorzien van de noodzakelijke grondstoffen.
In noordelijke richting vervolgen wij onze weg en komen bij de bakkerij van C. Voorn aan. Van 1917 tot 1952 heeft C. Voorn en later met zoon Henk de van bakker Mulder overgenomen bakkerij gerund. Voorn scheen in die tijd beroemd te zijn geweest om zijn cake. Een merkwaardige toeval doet zich voor met betrekking tot de naam. In 1829 en 1882 komen wij de naam F. Voorn al tegen bij de bakkers. Eén woonde in 1829 op het Noordeinde en de ander op het Zuideind, in 1839 komen wij de naam Cornelis Voorn ook nog tegen op het Zuideind 18. Ook hij was broodbakker. Bij navraag blijkt dit geen familie van elkaar te zijn. In Krommeniedijk bevindt zich op nr 14 de bakkerij van N.J. van Toor. De vader van de banketbakker Woud had voor van Toor hier zijn bakkerij en bakker Freek van Nieuwenhuizen op nr 136 was de opvolger van bakker Breebaart.
Dit was het bakkersrondje van Krommenie in jaren vijftig.
Als wij nu naar onze bakkers in Krommenie kijken blijken er niet zoveel meer over te zijn. Van het bovenstaande rijtje is alleen bakkerij Kerssens op de Zuiderhoofdstraat nog over; zij hebben ook zaken in Egmond aan Zee, Egmond aan de Hoef en Heiloo. Stam is vervangen door bakkerij Doba op de Heiligeweg. Van de banketbakkers is de firma van de Ende ook gestopt. Wij kennen naast de bekende supermarkten nog bakker Brakenhof aan het Rosariumplein en Piet Neeft aan de Ruimtevaartlaan, één van de weinigen die nu nog brood bezorgt maar niet zelf bakt. Gelukkig zijn ze er nog steeds, de warme bakkers. Wat is het niet heerlijk om een echte bakkerswinkel binnen te stappen en al dat heerlijke brood en gebak in de schappen te zien liggen en te ruiken, zonder dat de reuk gehinderd wordt door de bijkomende geurtjes van de zeep- en toiletartikelen van supermarkten. Bovendien iedere bakker heeft zijn eigen specialiteit. Ja, wij zijn nog steeds blij met onze weinige Krommenieër zelfstandige bakkers.
Jaap van Nieuwenhuizen, zoon van bakker Freek Nieuwenhuizen uit Krommeniedijk, woont op de plek waar eens de bakkerij anex kruidenierszaak van zijn vader was: Krommeniedijk 136. Hij gaf de onderstaande informatie:
Vanaf een niet bekende datum tot 1901 was hier Hendrik Stolp bakker, daarna Willem Breebaart tot 1938. Jacob Nieuwenhuizen, zijn grootvader, was als bakker in dienst van Breebaart. Hij nam de zaak over en zijn zoon Freek was vanaf die tijd volledig bij de zaak betrokken, omdat Jacob zwaar astma had en in 1943 overleed. Freek heeft de zaak al die tijd met zijn moeder draaiende gehouden en in 1952 kocht hij de zaak en bleef bakken tot 1962; vervolgens was hij zelfstandig broodventer tot 1976. Toen kon hij door de sanering stoppen.
Dit artikel is verschenen in Kroniek 14 en 15